Wet inkomstenbelasting 2001 art. 3.112 ( tekst 2015)
3.112 Eigenwoningforfait
Eigenwoningforfait 1 De voordelen uit eigen woning worden bij een eigenwoningwaarde van:
meer dan maar niet meer dan op jaarbasis
€ 12.500 nihil
€ 12.500 € 25.000 0,30% van deze waarde
€ 25.000 € 50.000 0,45% van deze waarde
€ 50.000 € 75.000 0,60% van deze waarde
€ 75.000 € 1.050.000 0,75% van deze waarde
€ 1.050.000 € 7.875 vermeerderd met 2,05% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.050.000

Eigenwoningwaarde 2 De eigenwoningwaarde is de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zakenvoor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het kalenderjaar. Indien een eigen woning deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken , wordt de eigenwoningwaarde gesteld op het gedeelte van de waarde van de onroerende zaak dat kan worden toegekend aan de woning.
Geen WOZ-waarde beschikbaar 3 Met betrekking tot de eigen woning ter zake waarvan het tweede lid geen toepassing kan vinden door het ontbreken van een op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zakenvastgestelde waarde, is de eigenwoningwaarde de waarde van de woning die wordt bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 18en 20, tweede lid, van die wet en van het tweede lid, tweede volzin. 4 De voordelen uit een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, tweede en derde lid , worden gesteld op nihil. 5 De voordelen uit een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, zesde lid , worden gesteld op 1,25% van de eigenwoningwaarde. In afwijking van de eerste volzin, worden bij een eigenwoningwaarde van meer dan € 1.050.000 de voordelen gesteld op € 13.125 vermeerderd met 2,15% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.050.000. 6 Met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid , wordt de aanvangsdatum, onderscheidenlijk de einddatum van de periode waarover de voordelen uit die eigen woning in aanmerking worden genomen gesteld op de aanvangsdatum, onderscheidenlijk de einddatum waarop het adres van de desbetreffende eigen woning als woonadres van de belastingplichtige is opgenomen in de basisregistratie personen. De eerste volzin is niet van toepassing indien registratie van de belastingplichtige op het adres van de eigen woning in de basisregistratie personen niet mogelijk is of indien artikel 3.111, achtste lid , toepassing vindt.